Inventaris ten sterfhuize van Pastoor Joannes Baptista Bernaerts te Hekelgem - Gemeentelijke Heemkundige Kring Belledaal Affligem

Gemeentelijke Heemkundige Kring Belledaal Affligem
Ga naar de inhoud
Herondekt > Artikels
Inventaris ten sterfhuize van pastoor Joannes Baptista Bernaerts te Hekelgem, 1628 - 1666[1]
 
 
Jan Baptista Bernaerts, een Mechelaar, werd op 9 februari 1628 tot pastoor van Hekelgem benoemd. Hij zou 30 jaar pastoor van Hekelgem blijven. Hij was al vanaf 1622 deservitor te Teralfene en dat bleef hij tot 1641. Uit de dekenale verslagen blijkt dat hij een goede en actieve pastoor was. Zijn parochianen getuigden meermaals dat ze zeer tevreden waren met hun parochieherder. Ze hoorden hem graag preken. Al in het eerste jaar als pastoor gaf hij een aanbesteding uit voor 3 klokken: een nieuwe klok van 1 200 pond, een gescheurde klok van 700 pond om te hergieten en een klokje van 150 pond. Die waren in 1629 klaar en Jan Verleysen haalde ze in drie keer. In 1631 liet hij werken aan de toren uitvoeren en een nieuwe sacristie bouwen. In 1634 stichtte hij samen met Martinus Robijns de Broederschap van de Heilige Rozenkrans en kocht vier vaandels voor de processie. Wegens dreigend oorlogsgevaar liet hij de kerkschatten naar Dendermonde overbrengen. In 1650 stelde hij de processie op Drievuldigheidszondag in die tot aan de abdij ging. Hij liet dat jaar ook Jan Vermoesen uit Moorsel de afhanck van de kerk metselen en een aantal verbeteringen aan het kerkgebouw aanbrengen. De aanhoudende droogte van 1652 veroorzaakte veel miserie en pastoor Bernaerts liet een aantal processies uitgaan om regen af te smeken. In 1655 is volgens het dekenaal verslag de kerk in goede staat. Er is een doopvont, een biechtstoel en er zijn kazuifels. Twee jaar later krijgt de pastoor de toelating van het bisdom om de grond de Pordille te Liedekerke te verkopen om met de opbrengst een perceel aan te kopen aan de pastorie.
 
Vanaf 1633 teisterde de pest Vlaanderen en die verwoestende ziekte maakte ook het leven van pastoor Bernaerts zwaar. Voor 1633 vermeldde hij 2 pestdoden, 3 voor 1634 en dan steeg het aantal slachtoffers tot 47 in 1635 om in 1636 te verminderen tot 18. Tien jaar later was er een nieuwe uitbraak. Van 1647 tot 1655 zijn de overlijdens onregelmatig ingevuld en elke verwijzing naar de pest ontbreekt. Dat er pest woedde, weten we omdat Essene en Teralfene getroffen waren. Dit doet ons vermoeden dat de pastoor niet altijd in zijn parochie aanwezig was. Gevlucht uit angst voor besmetting?[2]
 
Joannes Baptista Bernaerts overleed plotseling op 16 oktober 1666.

 

 
 
16 oktober 1666 plotseling overleden omstreeks middernacht de eerwaarde heer Joannes Baptista Bernaerts na 28 jaar pastoraat te Hekelgem. Rust in vrede.
 

 
De drossaard en de schepenen van het markizaat van de Vrijheid en het Land van Asse gaven meester Jan Schoonjans de opdracht het geld van de verkochte inboedel te innen. Peter De Vleeschoudere, pastoor van Teralfene had als toesiender van het sterfhuijs de taak de rekeningen van de kerkmeesters te controleren: de inkomsten van de kerkhop en de aankopen voor de kerk.

 
De kerkhop
 
Het beheer van de Kerkgoederen vertrouwden de pastoors toe aan de kerkmeesters. Zij hielden de rekeningen bij van de ontfanck ende uytgaaf. De kerkmeesters werden voor één jaar benoemd door de pastoor. Meestal waren ze met twee plus een secretaris, de rendant of rentmeester. Ze kregen geen vergoeding en waren verplicht het mandaat te aanvaarden. De rendant, die de rekeningen opstelde, werd per blz. betaald. Hun werk bestond in het innen van de pachtgelden, het verrichten van de omhalingen, vooral van de kerkhop.

 
Sinds mensenheugenis deed de pastoor na de pluktijd en vergezeld van zijn kerkmeesters zijn ronde bij de hopboeren. Hij kreeg een deel van de gedroogde hop die hij dan verkocht ten voordele van de Kerk. De oudste vermelding van kerkhop vinden we in de kerkrekening van 1573. De rendant noteerde zorgvuldig onder Ontfang wat de verkoop opbracht met eventueel de naam van de koper. Bij de Uytgeef schreef hij de gemaakte onkosten voor het wegen van de hop, het verzakken en het vervoer, de tolgelden enz. Daar hoorde uiteraard ook het klassieke traktement voor de medewerkers bij. Op 18 oktober 1668 en nog eens op 11 juli 1669 presenteerde pastoor De Vleeschoudere zijn Rekeninghe ende bewijs van de ontvangsten en uitgaven van de kerkhop van 1643 tot 1666 aan de opvolger van Bernaerts, namelijk Martinus Van de Nest, aan de schepenen Joos Van Ginderachter, Guillam t’ Kindt, Merten Robijns en Niclaes Meert. Er waren ook enkele inwoners aanwezig: meester Philips Van Gete, Michiel Cornelis, Peter De Boitselier en sieur Adriaan Van Nuffel. de hop. Dank zij het verslag van De Vleeschoudere kennen we de namen van de rendanten ten tijde van pastoor Bernaerts: 1641: Joos Cobbaut, 1642: Peter De Mesmaecker, 1643: Lieven De Jaegher, 1644: Erasmus Merchie, 1645: Joos Lemmens, 1646: Arnoud Robijns, 1647: Jan Van den Driessche, 1648: Aerd Robijns, 1649: Jan Van Sterrenbergh, 1650: Adriaan De Leeuw, 1651: Merten Robijns, 1652: Lauwreijs de Greve, 1653: Michiel De Clerck, 1654: Anton Antons, 1655: den jonghen kerckmeester Merten Robijns, 1656: Michiel De Keghel, 1657: Jan De Leeuw, 1658: Peter Vonck, 1659: Michiel Carnoy, 1660: Jan Vermoesen, 1661: Michiel Cornelis, 1662: Adriaan Van Rampelbergh, 1663: Peter Seghers, 1664: Peter De Baetselier.

 
Uit het verslag komen we nog meer te weten. De ingezamelde hop werd naar de pastorie gevoerd en werd daar bewaard tot de verkoop. De verkoopprijs schommelde van 25 gulden tot 51 gulden. Na het wegen en “zakken”, wat in Aalst gebeurde, kreeg de verkoper een waegbillet. Net zoals in onze tijd waren er goede en slechte hopjaren. Van 1638 tot 1642 was de meeste hop snel verkocht. Maar van 1643 tot 1648 bleef ze tot twee jaar op de zolder van de pastorie liggen. Voor de hele periode beliep de ontvangst van de kerkhop 1 067 gulden 7 stuivers 1 blank. We kennen enkele namen van opkopers: Jacques Van Stertegem (1648), Joos Mattens (1650), Gillis Speeckaert, droogscheerder te Aalst en facteur[3] van meester Engelsch, koopman (1654, 1655), Gillis Caeyman (1661) en meester Govaers (1663). Maar in 1629 werd ze te Mechelen verkocht en het volgende jaar voerde Laurentius De Greve ze met kar en twee paarden naar Leuven. Hij betaalde onderweg tol, kasseigeld, hooi voor de paarden en 10 stuivers aan een man die hem de weg wees[4].

 
Waaraan werd de opbrengst van de kerkhop besteed? De bedragen zijn uitgedrukt in gulden,stuivers en oorden.
 
  • jaarlijkse traktatie voor de armmeesters en de koster die de hop ophaalden;
  • voor 2 koperen kandelaars voor de kerk te gebruiken op de grote feestdagen, 7 g 4 st;
  • vertier van de officieren ten huize van Peter Cornelis met de kermis van 1666, 6 st;
  • voor kost en drank die de metselaars, timmerlieden, steenkappers en anderen genoten aan de tafel van de pastoor;
  • vertier van de pastoor over 28 jaar: 50 tonnen bier;
  • voor de reis naar Antwerpen om ornamenten voor de kerk te kopen, 30 g;
  • aan Cathlijn Muijlaert die in 1666 gedurende 30 dagen  in 1666 naaiwerk verrichtte voor de kerk;
  • aan Peter De Decker, kleermaker, die omtrent 54 dagen naaiwerk verrichtte aan 6 st per dag, plus kost en drank ten huize van de pastoor, 15 g;
  • Peter De Smet, kleermaker, naaide 12 dagen voor de kerk en genoot kost en drank bij de pastoor, 3 g 1st;
  • aan de pastoor, want zoals alle inwoners van Hekelgem weten, heeft hij Joos Vermatten opgevoed en hem een ambacht geleerd, 65 g. Dat bedrag had de H. Geesttafel moeten betalen;
  • aan pachter Joos Van Neervelt die op 27 mei 1665 een vat rogge leverde als aalmoes aan Niclaes Mighem, 21 st;
  • een aalmoes aan Bavon Duym en zijn vrouw in 1665, 6 g;
  • voor de nieuwjaarskoeken die de pastoor uitdeelde van 1645 tot 1664, jaarlijks voor 9 g;
                         

 
 
Rekeninghe bewijs ende reliqua die welcke midts desen is doende den procureur Schoonjans aen heer ende meester Petrus De Vleeshoudere pastoor der prochie van Ter Alphene als executeur van wijlen heer ende meester Joannes Berartius in sijn leven priester ende pastoor der prochie van Hekelgem
 

 
Uitgaven voor de Kerk die de pastoor met eijghen hand betaalde.
 
Pastoor Bernaerts noteerde ijverig al zijn uitgaven voor de kerk die feitelijk ten laste van de kerkmeesters waren. Een kleine selectie:
 
  • aan een bert van de schapier, 15 g;
  • aan een plank voor de trede voor het altaar, 10 st;
  • om de naam”Jesus” op de rode kerkdoek te borduren, 3 g;
  • voor het repareren van de biechtstoel, 1 g 13 st;
  • aan geborduurde kelkdoeken, een witte, een groene, een zwarte en een violette, 25 g 10 st;
  • aan de preekstoel voor al het schrijnhout ende snert en voor het ophangen van de preekstoel, 269 g 12 st;
  • aan Peter De Groot, schrijnwerker voor de preekstoel, 266 g; voor het aanbrengen van gulden letters op de preekstoel, 2 g 10 st; Opm: het gaat hier niet over de huidige preekstoel, die dateert van 1789.
  • aan kazuifels: een violette, 19 g 16 st; een beste met fijne kant,13 g4 st; een nieuwe in 1660, 12 g 10 st; een rode damasten in 1663, 18 g; een fijne damasten in 1662, 23 g8 st; een fijne violette in 1664, 17 g 9 st;
  • aan Maaiken Wemmers, kazuifelmaakster te Antwerpen, voor de witte en groene kazuifel, voor 22 ellen damast, een karmozijnen koorkap en 14 ellen groen garen 146 g 2 st 20;
  • aan de steenhouwer voor het maken van de trap onder de toren, 2 g 17 st;
  • aan het oprichten van het O.-L.-Vrouwaltaar dat gevallen was, 2 g 10 st;
  • aan een klokzeel op 20 maart 1644, 2 g 8 st;
  • aan het evangelieboek op de preekstoel, 15 st;
  • aan Maarten Droeshout voor een ijzeren horloge voor de kerk, 96 g;
  • aan het H. Sacramentshuisje, 4 g;
  • aan een geborduurde Lieve Vrouw, 9 g;
  • aan de metselaar van de afhang aan de zuidkant en voor de boog van de sacristie, 77 g 12 st;
  • aan 2 schrijnhouten schilden voor de zijaltaren, 36 g;
  • voor de kasten van de sacristie, 6 g 1 st; Opm: in 1632 had de abdij een sacristie laten bouwen.
  • aan wit satijn voor een nieuw altaarkleed in 1659, 62 g 15 st;
  • aan Jan Baptist Haemelinckx te Brussel voor 36 ellen vals goud, zilveren kant, en valse kant, 39 g 4 st 2 o;
  • voor 2 stolen voor de processie in 1663, 12 g.
                                           

Verkoop van de inboedel
 
Procureur Jan Schoonjans leidde de verkoop van de inboedel. Zijn rekening voor pastoor Peter De Vleeshoudere, de executeur van het testament, is niet gedetailleerd zodat we slechts een vaag idee hebben van wat de pastoor bezat. De verkoop had plaats op 25 november 1666 en bracht 1 153 g 16 st 1/9 op. De kopers waren:
 
  • Jan Besteman: 2 boeken Ferray, een Biblica Sacra, 6 Vlaamse boeken, 3 schilderijen en nog ettelijcke boecken voor 14 g 9 st;
  • Daniël Persoon: ettelijcke meubelen voor 14 g 14 st;
  • Jan Eeckhout: diffeerent coopen meubelen voor 10 g 14 st;
  • Michiel en Willbrordus Wambacq, meubelen voor  21 g 18 st
  • Jan De Brouw: meubelen voor 12 g 1 st;
  • pastoor De Vleeshoudere: meubelen voor 18 g 18 st 1 o;
  • Sieur Hubertus Moortgat: een schilderij voor 2 g 2 st, maar niet connen ontfanghen mits den selven corts naer dese vercoopinghe is vertrocken naer de zee;
  • Jan Hooft: meubel voor 1 g 9 st;
               

Schoonjans noteerde wel gedetailleerd de verschillende uitgaven. Een selectie.
 
  • 8 affiches om de verkoop aan te kondigen aan de kerkdeuren van Asse, Meldert, Hekelgem, Teralfene, Erembodegem, Moorsel, Mazenzele en de abdijpoort, 24 st; voor het afficheren van de affiches, 16 st;
  • betaald aan de procureur voor vertier 6st;
  • aan notaris Sclavons voor het opmaken van de inventaris 7 g 4 st;
  • aan Jan De Valck voor zijn werk voor de pastoor 10 g;
  • aan Marie De Baetselier, gewezen meid, 26 g; op 16 mei 1667 voor haar bodeloon en huur, 81 g 8 st 1 o; en op 4 december 1667 nog eens 43 g;
  • aan Peter De Mesmaecker voor het bakken van het brood dat na de uitvaart werd uitgedeeld aan de armen, 2 g 14 st;
  • aan Jenneke Droeshout, ook een gewezen meid, 30 g; op 28 november 1667 nog 150 g voor getrouwen dienst aen wijlen den overleden heere pastoor;
             
  • aan Jenneken Vermoesen voor haar werk in het sterfhuis, 3 g 19 st;
  • aan Peter De Haegeleer, 2 g 7 st;
  • aan Merten Robijns die aan de zus van de pastoor bier, bijen en een hen leverde, 3 g 18 st;
  • aan Joos De Wolf voor een koop schaarhout die de pastoor samen met Jan Verleysen kocht, 27 g 12 st;
  • voor een partij vis gekocht bij Guillam De Greve, 12 g;
  • aan Nicolaas Stevenij voor verdiende daguren en geleverde eieren, 2 g 5 st;
  • aan Peter Clauwaert voor geleverd vlees, 11 g;
  • betaald aan Michiel Van der Veken 15 st over eenige poosen geluijt hebben opt vuijtvaert van wijlen den heere pastoor saliger;
  • aan meester Philips Jacobs voor hout en drie koppel kippen, 2 g 9 st;
  • aan meester Philips Van Gete voor geleverde hop aan de pastoor, 3 g 14 st;
  • aan Gillis Vermoesen voor geleverd bier ten sterfhuize, 4 g 16 st;
                     

Grondig werk
 
Pastoor De Vleeschoudere en Jan Schoonjans controleerden de inkomsten en uitgaven van pastoor Bernaerts heel grondig. Zelfs een vertier van 6 stuivers werd genoteerd. Wanneer een kwitantie of ander bewijs van aan- of verkoop ontbrak, volgde verder onderzoek. Wie geld mocht ontvangen, zoals de meiden, moest wel geduld hebben want het duurde tot twee jaar na het overlijden van de pastoor voor ze volledig vergoed waren. Het omgekeerde viel ook voor. De koper betaalde niet en dan staat er: niettegenstaende alle debvoiren daertoe gedaen niet connen becomen ende oock geproeft bij sommatie ende executie volghens de attestatie van den vorster alhier ende andere officieren alhier.
 
 
Edmond SCHOON
 
Ben VERMOESEN
 

 

   
 
[1] R.A. Leuven, schepenbank van Asse, Hekelgem.
 
 
 
[2] B. VERMOESEN,Pestilencie: de gesel Gods, in: Jaarboek Belledaal, 2002, 54 – 55.
 
 
 
[3] Een facteur kocht hop bij de boeren voor een koopman.
 
 
 
[4] J. DE BROUWER, Bijdrage tot de geschiedenis van de kerkelijke instellingen en het godsdienstig leven in het Land van Aalst van 1621 tot 1796, 19.

 
 
Copyright © 2019 Gemeentelijke Heemkundige Kring Belledaal Affligem
 
Bellestraat 99, 1790 Affligem
VOLG ONS OP FACEBOOK
Terug naar de inhoud